Duco Stadig, Reinier van der Kuij en Khashayar Ghiabi kijken terug en vooruit na de Week van het Lege Gebouw 2013.

Duco Stadig, lid H-team
“Het interdisciplinaire werken zoals dat gebeurt in de Week van het Lege Gebouw is belangrijk en vernieuwend. Bij het H-team waren we vooral verheugd over het grote aantal opleidingen dat meedeed: wel veertien onderwijsinstellingen van heel verschillende signatuur en vanuit het hele land. Het zal interessant zijn om te zien op welke manier deze ervaringen in de curricula gaan doorsijpelen. Het is belangrijk dat de opleidingen hun verantwoordelijkheid nemen door minimaal een keer per jaar interdisciplinaire workshops te organiseren als onderdeel van het curriculum. In deze tijd waarin kennis minder rechtlijnig is georganiseerd en diffuser is, hoort interdisciplinair werken er echt bij.

De Week van het Lege Gebouw laat zien wat interdisciplinair werken kan opleveren. Het was bijvoorbeeld heel interessant om te zien hoe alle groepen in de workshops een eigen aanpak ontwikkelden. Het is dus niet zo dat in zeven groepen met vergelijkbare deelnemers ook zeven keer ongeveer dezelfde aanpak ontstaat. Je ziet juist een scala aan denklijnen. Wat blijkt is dat het interdisciplinair werken een grotere variatie aan oplossingen oplevert en ook meer oplossingen.

De Week van het Lege Gebouw moet een jaarlijks terugkerend evenement gaan worden. Het zou goed zijn om er dan wat meer deelnemers vanuit de economische en vastgoedhoek bij te hebben. Want het is goed om ideeën te hebben maar het is ook belangrijk dat mensen kunnen rekenen. Het Rijksvastgoedbedrijf zou vaste sponsor kunnen blijven door de Week te faciliteren en telkens een leeg gebouw aan te dragen als onderwerp voor de workshops.”

Discussie tussen studenten en docenten tijdens de pauze van het einddebat.

Reinier van der Kuij, docent Real Estate & Housing, faculleit Bouwkunde, TU Delft
“Het was een goede, energieke week. Ik vond het interessant om de verschillen tussen de jongste en oudere generaties te zien. Studenten hebben geen last van enige bagage. Twijfel of huiverigheid voor een nieuw type oplossing kennen ze niet. Ze onderzoeken gewoon telkens of het anders kan.

Een voorbeeld is de financiële berekening die aan projecten ten grondslag ligt. Traditioneel wordt gerekend met een eindwaarde en een exploitatie van tien tot vijftien jaar. Maar je kunt ook de eindwaardeberekening los laten en in groeimodellen denken. Dan reken je het niet dicht, maar bekijk je per jaar wat de exploitatie is. Als het goed gaat, kun je besluiten te investeren en anders niet. Voor studenten is dit logisch, want het past bij de manier waarop het plan invulling krijgt. Mensen uit de praktijk vinden dit lastiger, omdat ze soms al twintig jaar op dezelfde manier werken.

Voor de editie van 2014 mag de diversiteit van deelnemers aan de workshops nog wel groter. Het is belangrijk om daarbij goed en bewust te sturen op de samenwerking. De (maatschappelijke) context van een gebouw en een meervoudige waardebenadering zijn belangrijke elementen, die in de editie van 2014 centraal komen te staan. Voor aanvullende disciplines kun je dus denken aan studenten uit de hoek van de sociologie, planologie en economie.

In die combinatie, waarbij de uitdaging ligt in het vinden van elkaars toegevoegde waarde, ontstaan waardevolle benaderingen van een opgave. Dit geldt niet alleen voor de studenten, ook voor docenten. In 2014 komt daar ook extra aandacht voor: de discussie tussen de onderwijsinstellingen uit de diverse disciplines gaan we bewust voeren. Welke aanpak wordt vanuit welke discipline gevolgd en hoe kunnen we hierin van elkaar leren en elkaar versterken?

Op de opleiding doen we al managementgames met bijvoorbeeld tien studenten die verschillende rollen kiezen: die van bank, gemeente, ontwikkelaar, procesmanager. Dat is heel waardevol. Het zou nog meer waarde hebben als er interdisciplinair samengewerkt zou worden tussen verschillende opleidingen en studies, maar dan als iets extra’s bovenop het normale curriculum. Leren en kennis van één discipline staat voorop, mét besef van de aanpalende vakgebieden. Je moet zelf genoeg weten en kunnen om effectief te kunnen uitwisselen in een interdisciplinaire samenwerking.”

Expertteam bestaande uit Rudy Stroink, Marinke Steenhuis, Erik Pasveer, Marion Timmermans en Charles van Marrelo bezoekt onder leiding van Tracy Metz de werkruimten van de studenten.

Khashayar Ghiabi, student Bouwtechnische Bedrijfskunde
“Bij Bouwtechnische Bedrijfskunde – voorheen Vastgoedkunde – worden we opgeleid tot bedrijfskundig ingenieur. Dat betekent dat we verstand moeten hebben van alle aspecten van het bouwproces. Studenten bereiden zich voor op de nieuwe rollen die zij kunnen vervullen in de snel veranderende wereld van bouw, vastgoed en gebiedsontwikkeling. Uiteraard is binnen de opleiding veel aandacht voor het onderwerp leegstand en inmiddels houd ik me ook buiten mijn studie met het onderwerp bezig. Via onze site www.leegstandmatcher.nl matchen we leegstaande gebouwen met collectieven die op zoek zijn naar ruimte om vervolgens de stap te kunnen zetten naar herbestemming.

Wat we zien is dat het probleem vaak ligt bij de eigenaren. Die beschikken soms over enorme vastgoedportefeuilles ter waarde van miljarden euro’s en zijn ervan overtuigd dat de markt wel weer aan zal trekken. En hoe onwaarschijnlijk dat inmiddels ook is, tot die tijd laten ze hun gebouwen net zo lief leeg staan. Voor de overheid is in deze situatie een belangrijke stimulerende rol weggelegd. Dat kan met regelgeving, bijvoorbeeld door de termijn voor tijdelijke herbestemming te versoepelen van vijf naar tien jaar, zoals onlangs is gebeurd. En het kan ook door het goede voorbeeld te geven. Als belangrijke vastgoedeigenaar kan de overheid in leegstaande gebouwen de ruimte te bieden aan rendabele projecten. Ook kan zij tot afwaardering van haar bezit over te gaan, iets wat nu nog veel te traag verloopt.

Het interessante aan de Week van het Lege Gebouw vind ik het interdisciplinaire werken. Je hebt mensen met een achtergrond in bouwtechnische bedrijfskunde nodig om een plan te testen op financiële haalbaarheid. De deelnemers met een culturele en meer creatieve achtergrond zijn belangrijk omdat zij een heel andere kijk op de zaak hebben en vaak goede, vernieuwende ideeën. Voor ons plan Sociëteit Hubertus zijn we van onszelf uitgegaan: waar staan wij nu als groep van individuen en wat hebben we nodig? Ons voorstel is de C van collective toe te voegen aan het principe van DBFMO (Design Build Finance Maintain Operate). Als collectief
van private personen kun je veel betekenen, samen sta je sterk en kom je ver.

Voor de komende edities van de Week van het Lege Gebouw zou het aantal deelnemers uit de vastgoedhoek wel groter mogen zijn. Uit deze hoek komen de opdrachtgevers en die moeten gaan zien dat het ander kan. Ook studenten economie zouden zeer welkom zijn omdat zij op macro-economisch niveau kunnen meedenken. Het samenwerken met mensen uit de hoek van erfgoed, vind ik interessant omdat het je echt helpt om out of the box te denken. Verder zou
ik het ook interessant vinden om te werken aan meer generieke oplossingen door uit te zoomen tot het niveau van een complete stad in plaats van een specifiek gebouw, zoals Amsterdam waar nu 1,3 miljoen m2 leegstaat.”


Deel deze pagina Deel op Facebook Deel op Twitter