De Week van het Lege Gebouw 2014 leverde inzichten op in nieuwe onderwijsvormen voor leegstand.

De Week van het Lege Gebouw is door de studenten aangegrepen als voorbereiding op de werkpraktijk, maar is voor de docenten eveneens waardevol leermoment. De samenwerking tussen twee docenten per team leverde kennisuitwisseling op en reflectie op de eigen opleidingen.

Het bood ook de kans voor docenten verschillende methoden voor hergebruikopgaven toe te passen.

In twee debatten tussen de docenten van de week kwamen enkele observaties naar voren over de werkwijze van de teams en de verschillen daartussen. In het algemeen werden de docententeams het eens dat “totaal buiten je comfort zone werken, niet heel handig is.” Maar de algemene conclusie was dat het mengen van studierichtingen belangrijk was voor de gedachtegang en het opzetten van een strategie. De zes voorstellen weerspiegelden de diversiteit van de opleidingen en de kruisbestuiving die tijdens de samenwerking in de teams was ontstaan.

Met de vraag: ‘Wat heeft de praktijk aan een jaarlijkse Week van het Lege Gebouw?’ werd nagedacht over een volgende editie. Dit leverde een oefening in hardop denken op: “Moet het bedrijfsleven meer betrokken worden in plaats van alleen opleidingen en overheid? Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan het betrekken van banken die zelf ook met leegstand te kampen hebben? De docenten waren het eens dat de Week van het Lege Gebouw ook in 2015 weer een vervolg moet gaan krijgen.

Buiten je eigen domein stappen
In diverse gesprekken kwam naar voren dat met verschillende disciplines gelijktijdig werken aan hergebruikopgaven wordt gezien als toekomstige werkpraktijk met veel potentie. We kunnen het ons in deze tijd met veel leegstand ook niet meer veroorloven dat elke discipline achtereenvolgens naar een transformatieplan kijkt en dat de ontwerper met nieuwe eisen weer naar de tekentafel moet, of de aanvrager een vergunning over het hoofd ziet of wordt teruggevlogen voor een beter verdienmodel.

Vijf dagen intensief samenwerken aan alle fases van een hergebruikopgave, bood studenten meer dan voldoende aanleiding om aan hun eigen veronderstellingente gaan twijfelen. Twijfelen deden de meeste studenten dan ook openlijk. Koos Bosma, hoogleraar Erfgoedstudies, sprak als één van deelnemende docenten zijn waardering uit voor de open houding van de studenten: “Wij zijn het met de docenten eens geworden dat de voorwaarden voor interdisciplinair samenwerken nieuwsgierigheid en ruimte voor twijfel zijn. En jullie zijn buiten je eigen domein gestapt, de samenwerking is heel goed gegaan.”

De workshopweek bereidt de studenten voor op de nieuwe werkpraktijk waarin vaak gemengde teams aan een project werken. Het samenwerken werd dit jaar bijzonder positief ervaren: “Je begrijpt de gedachtegang van een andere opleiding beter. Details die je voorheen over het hoofd zag, kunnen nu ter inspiratie dienen. Bovendien wordt ontwerpen veel leuker als je de opgave scherp hebt, en er vanuit verschillende invalshoeken continu kwaliteiten bewaakt worden,” zo bracht één van de studenten het onder woorden. Een andere student gaf aan wat hij miste: “Het zou mij ook interessant lijken om een nog grotere variatie aan opleidingen aan te trekken, om een nog bredere kijk op zo’n soort opgave te krijgen. Bij mij komen dan sociale studies en studies gericht op toekomstige zaken en duurzaamheid op.”


Deel deze pagina Deel op Facebook Deel op Twitter