Vijf vragen over erfgoed, leegstand, vastgoed, hergebruik en de Week van het Lege Gebouw.
Michiel van Iersel is oprichter van Non-fiction, een bureau voor culturele innovatie dat dit jaar samen met de Reinwardt Academie de Week van het Lege Gebouw organiseert.
Je bent onder andere verbonden aan de Reinwardt Academie als gastdocent Erfgoed en Ruimte. Welk perspectief wil je studenten meegeven binnen dat thema?
Michiel van Iersel: Enerzijds het besef dat alles ooit nieuw was. Gebouwen die we nu niet meer kunnen wegdenken, zijn ooit door mensen bedacht en gebouwd. Tegelijkertijd heeft alles een voorgeschiedenis, zelfs een nieuwbouwwijk. In die zin werkt erfgoed voor mij twee kanten op: we moeten de historie en betekenis van gebouwen en plekken op waarde kunnen schatten, maar we moeten ook nieuwbouw creëren die de moeite waard is en nieuwe memorabele momenten mogelijk maakt. Dat bepaalt immers het erfgoed van de toekomst.
Anderzijds: de overtuiging dat erfgoed niet een statisch gegeven is, maar het resultaat is van een dynamisch proces en een botsing van belangen. Dat gebouwen een monumentenstatus krijgen, of dat we landschappen aanmerken als erfgoed, bedenken en bepalen wij zelf. Opvattingen over wat waardevol en het behouden waard is, veranderen continu en worden steeds opnieuw bevraagd. Dit vereist een actieve houding en eigen initiatief. Iedere nieuwe generatie kan het begrip van erfgoed herdefiniëren. En doet dat ook. In de jaren zestig herontdekten activisten de historische binnenstad, in de jaren tachtig trokken kunstenaars in leegstaande fabriekspanden en nu is er een herwaardering aan de gang van naoorlogse (kantoor)panden aan de randen van de stad. De meer traditionele monumentenzorg is vaak het resultaat van deze ontwikkelingen, niet de veroorzaker. Dat zijn we zelf.

Hoe vertaalt deze kijk op ruimtelijke ontwikkeling zich naar de onderwerpen van de Week van het Lege Gebouw van dit jaar?
De tagline voor de Week van dit jaar is ‘Get Real!’. Wat wordt er met die oproep bedoeld? En aan wie is het gericht?
Het is een woordspel met Engelse begrippen als ‘real estate’ en ‘reality check’. Een confrontatie met de werkelijkheid. In Nederland stond in 2014 bijna 17% van het kantoorvloeroppervlakte leeg en dit percentage neemt toe. Het gaat dus in totaal om bijna tien miljoen vierkante meters. Ter vergelijking: dat is hetzelfde oppervlakte als iets van 1.500 voetbalvelden. Dat is gigantisch, maar nog steeds realiseren maar weinig mensen zich dit. Voor ieder herontwikkeld pand, staan er meerdere gebouwen nog leeg. En nu de mooie, monumentale panden op aantrekkelijke plekken vaak al een nieuwe bestemming hebben gevonden, blijven de meer problematische gevallen over.
Dit vraagt om een nieuwe realiteitszin, vandaar ‘Get real!’. Criteria waarmee we vastgoed nu primair beoordelen, bijvoorbeeld of een gebouw ‘mooi’ of ‘bereikbaar’ is, zullen we deels moet herdefiniëren en deels moeten vervangen door nieuwe criteria. Hierbij denk ik aan aspecten als ‘duurzaamheid’ en ‘betaalbaarheid’. Maar soms moeten we de realiteit onder ogen durven te zien, en inzien dat bijvoorbeeld (gedeeltelijke) sloop de enige reële optie is. Tijdens de Week dagen we deelnemers uit om hun eigen ‘reality check’ te doen en met een realistisch voorstel te komen dat de werkelijkheid van Sloterdijk omarmt.

Kun je een voorbeeldproject (uit binnen- of buitenland) noemen dat gaat over leegstand of hergebruik en dat je inspirerend vindt?
De afgelopen jaren zijn er in Nederland en daarbuiten tal van inspirerende projecten opgezet. Een aantal komt tijdens de Week van het Lege Gebouw ook aan bod tijdens de openbare lezingen, zoals het Schieblock in Rotterdam van ZUS (Zones Urbaines Sensibles) en het onderzoek van RAAAF naar omgang met leegstand, waaronder de Master-studie Vacant NL en de publicatie. In beide gevallen gaat het om een interdisciplinaire kijk op leegstand met een flinke dosis realiteitszin. Bij de herontwikkeling van het Schieblock realiseerde ZUS zich bijvoorbeeld dat het onvoldoende is om alleen een mooi ontwerp voor de herinrichting te maken, maar dat je ook een plan moet hebben voor de invulling van het gebouw en de ontwikkeling van de omgeving.
Een andere belangrijke inspiratiebron is het Brusselse bureau Rotor, dat ook te gast is tijdens de Week en op vrijdag 5 juni een openbare lezing verzorgt. Zij doen onderzoek naar materiaalstromen in de bouw en hebben onlangs een bedrijf opgericht, Rotor Deconstruction, dat zich bezighoudt met ontmanteling van gebouwen en de scheiding en hergebruik van restmaterialen. Toevallig zijn ze op dit moment ook actief in Sloterdijk. Ze werken met een lokale onderaannemer in het voormalige KPN-gebouw, dat een tijd lang als ‘The Dam’ te huur stond en nu tot conferentiehotel getransformeerd zal worden. Het gebouw blijkt een goudmijn. Ze wisten al te voorkomen dat duizenden vierkante meters plafond-roosters, design-boekenplanken en veelkleurige glazen lampen werden weggegooid. Zelfs achter de lelijkste spiegelgevel gaat veel schoonheid schuil.
Op welke dynamiek en uitkomsten hoop je voor de Week van het Lege Gebouw?
Ik hoop vooral dat de deelnemers plezier beleven aan de onderlinge samenwerking en de gezamenlijke verkenning van het gebouw en het gebied. Meer nog dan het ontwikkelen van overtuigende en realistische plannen, vind ik het belangrijk dat ze meer begrip krijgen voor de complexiteit en potentie van de plek. Sloterdijk en gebouwen zoals La Cascade zitten nu nog een beetje in de verdomhoek, maar de studenten kunnen hier verandering in brengen. Daarvoor is het belangrijk dat ze zich de plek eigen maken en iets voorstellen waar ze achter kunnen staan en voor willen gaan, zonder veel aan te trekken van bestaande beperkingen en denkbeelden.
Het mooiste zou natuurlijk zijn als ze ons allemaal zo weten te overtuigen van hun ideeën, dat de eigenaar van het pand en de gemeente enthousiast raken en de plannen (en de studenten zelf) meenemen in toekomstige ontwikkelingen. Het interdisciplinaire karakter van de week zal hierbij zeker helpen, want complexe problemen vragen om een veelzijdige aanpak. En hoe dan ook levert de Week een nieuwe gemeenschap van geëngageerde, kritische en creatieve mensen op. Dat is in deze tijd misschien wel de belangrijkste winst.