De geschiedenis van de eerste elektriciteitscentrale van de Dienst Gemeentelijke Elektriciteitswerken.
ONTSTAANSGESCHIEDENIS VAN DE OMGEVING
De Energiecentrale aan de Hoogte Kadijk 400 is gelegen op de Kadijken. De Kadijken bevinden zich ten oosten van het oude centrum van Amsterdam. Het gebied, dat binnen het bestemmingsplan “de Oostelijke Binnenstad” valt, maakte deel uit van de stadsuitbreiding in de 17e eeuw; De vierde uitleg. De Uitleg van Amsterdam was om drie redenen noodzakelijk:
1) Militair; De eilanden zorgde voor bescherming tegen belegering vanaf het water.
2) Economisch; Het gebied, als haveneiland, speelde in op de groei van Amsterdam als havenstad en had ook een belangrijke positie met betrekking tot handel en industrie in Europa.
3) Demografisch; De vierde uitleg was een gevolg van de, te verwachtte, snelle bevolkingsgroei die sinds eind zestiende eeuw heeft plaatsgevonden. De prognose voor de snelle bevolkingsgroei bleek echter onjuist aangezien de groei veel minder bleek dan aanvankelijk werd aangenomen. Vanaf 1708 verdween de oorspronkelijke bedrijvigheid en is de omgeving van de Hoogte Kadijk verkaveld.
Aan de waterzijde, het entrepotdok, stond vroeger het grootste pakhuizencomplex van Europa, daardoor is de verkaveling hier grootser opgezet. De Kadijken hebben een eilandstructuur waarbij zowel de routing als de ontsluiting van het gebied erg overzichtelijk is. In de 17e eeuw werden eilanden vaker in deze structuur vergraven.
Er is een centrale as die tevens als hoofdontsluiting fungeert; de Hoogte Kadijk. Deze straat is altijd al de eerste hoofdas geweest, het maakt deel uit van de oude IJdijk en heeft nog steeds een waterkerende functie. De straat functioneert als hoofdstraat van de Kadijken en geeft het eiland aan beiden kanten toegang.
De ontsluitingen zijn logisch als men kijkt naar de ontstaansgeschiedenis:
- Het eiland bezat eerst 1 hoofdas: de Hoogte Kadijk
;
2. Het eiland is in tweeën gesplitst door de aanleg van het sluizencomplex ;
3. De routing is uitgebreid door de toename van gebouwen, deze gebouwen moesten ontsloten worden door nieuwe wegen.
DE ENERGIECENTRALE
De voormalige elektriciteitscentrale kwam in 1903 naar plannen van de Dienst Publieke Werken (PW) tot stand als gevolg van een gemeentebesluit tot elektrificatie van de gemeentetram (1900). Het gebouw is de eerste elektriciteitscentrale van de dienst Gemeente Elektritriciteitswerken van Amsterdam. Ontworpen gedurende Van Hasselts directeurschap van PW (1900 – 1907) kwam de centrale gereed in 1903. Andere werken uit zijn tijd waren de uitbreiding van het politiebureau op Singel 455-457, het schoolkinderbad aan de Frederik Hendrikstraat 105, en enkele scholen, waaronder die aan de Van der Veldestraat 10, Zeeburgerdijk 25 en de Prins Mauritskade 58 (3e HBS). De eerste elektriciteitsbedrijven rond 1884 waren particuliere initiatieven. In Amsterdam was hotel Krasnapolski de eerste ondernemer met elektrische verlichting.
Na enkele jaren ontstonden de eerste openbare voorzieningen. In 1886 werd in Rotterdam de eerste openbare elektriciteitscentrale gebouwd, met een stoommachine van 80 pk en twee gelijkstroomdynamo’s, genoeg voor 300 lichtpunten. Vanaf 1900 besloten de grote steden zelf de opwekking en distributie ter hand te nemen. In Amsterdam had de gemeenteraad in 1900, op basis van een rapport van A.W. Ressing, besloten tot de bouw van een gemeentelijke elektriciteitscentrale. Deze was gewenst omdat ze de trams en havenkranen wilden elektrificeren, en hiervoor gelijkstroom nodig was. Met de bouw werd gestart in 1901 en de centrale was in 1903 gereed voor gebruik. Amsterdam was in deze begintijd een van de steden met de meeste elektriciteitsaansluitingen. Dit middels de distributie van 220v wisselspanning.
In oorsprong bestond de centrale uit drie nevengeschikte en langgerekte bouwdelen: een machinegebouw aan de Hoogte Kadijk; een ketelhuis met twee schoorstenen en een gebouw voor kolenopslag en losinrichting aan het water van het Entrepotdok , dit in verband met de aanvoer van steenkool. Energie werd opgewekt door stroom te maken door middel van verbranding van kolen. Stoom dreef een stoomturbine aan waarop een elektrische generator was aangesloten. Energie werd verdeeld via een 10.000 volt netwerk.
In 1908 werd het gebouw in westelijke richting uitgebreid, waardoor het totale vloeroppervlak bijna verdubbelde. De machines voor het opwekken van stroom zijn door de tijd vaak vervangen. Gestart werd met een vijftal zuigerstoommachines met elk 1000 pk vermogen. Later kwamen De Pied Boeuf -ketels met een stoomproductie van 3750 kg/uur en een stoomdruk van 10 kg/cm2.
Tot 1931 was de centrale volledig voor stroomopwekking in gebruik. Geleidelijk werd zij ontmanteld. In 1946 verdween het grootste deel van de machines, ketels en de schoorstenen. In 1955 werden al de westgevels van het ketelhuis en de kolenopslag gesloopt; in de negentiger jaren werden deze gebouwen vervolgens geheel gesloopt. Ook de kleine bijgebouwtjes en een recente hoge aanbouw tegen de westelijke gevel op de overgang van machinegebouw en ketelhuis werden gesloopt. De zuidelijke muur met bogen en steunberen van de kolenbergplaats is gespaard. Op deze plek is in 2001 het Aquartisgebouw neergezet naar ontwerp van Liesbeth van der Pol. De oorspronkelijke steunberen zijn behouden en zijn opgenomen in het nieuwe appartementencomplex. In het interieur van het machinegebouw zijn nog verschillende oorspronkelijke onderdelen aanwezig.
Door groei en naoorlogse behoefte aan steeds meer energie werden de centrales groter (factor 15) en aan de randen van de steden geplaatst. De naoorlogse periode kenmerkte zich door de bouw van grote kolencentrales, zoals bijvoorbeeld de Hemweg-centrale in het havengebied van Amsterdam. Voor de distributie van de energie is een spanning van 150.000 volt nodig die via zogenaamde tussenstations verdeeld wordt in 10.000 volt. Rond 1965 was de energiecentrale aan de Hoogte Kadijk verbouwt tot een 150.000 volt verdeelstation. Het gebouw kreeg de functie van energiedistributiepunt van de centraal opgewekte energie.
In het machinegebouw was korte tijd het Energetica Museum gevestigd. In 1999 opende zij haar deuren en stelde een uitgebreide collectie van historische liften , elektrotechnische-, gas- en huishoudelijke toestellen tentoon. Omdat Energetica geen subsidie ontving van de overheid en de inkomsten uit de kaartverkoop achterbleven werd in 2007 wegens een financieringstekort het museum gesloten. Een groot deel van de inboedel met collectiestukken werd later door NEMO overgenomen. Deze zijn nu opgeslagen in het depot.
MONUMENTWAARDE
UNESCO heeft de zeventiende-eeuwse grachtengordel van Amsterdam erkent als historisch waardevol cultureel, architectonisch en stedenbouwkundig erfgoed. Voornamelijk door de uitzonderlijke universele waarde als historisch stedelijk landschap staat de grachtengordel op de wereld erfgoedlijst. Het bouwwerk op de Hoogte Kadijk 400 ligt in de bufferzone van het aangewezen UNESCO gebied te Amsterdam. Dit houdt in dat dit een extra beschermingsgebied betreft rondom de kernzone. Concreet wil dat zeggen dat het onderdeel is van het beschermd stadsgezicht.
De energiecentrale zelf is aangewezen als een Rijksmonument vanwege de architectuurhistorische en typologische waarde. De redengevende omschrijving zegt het volgende over het monument:
ARCHITECTONISCHE WAARDE
Het bouwwerk is vormgegeven in een eclectische stijl. De voorgevel is zeven traveeën breed. De middentravee loopt uit in een kleine geveltop met tuit en heeft lisenen en accenten in uitkragend metselwerk in (gedrukte) boogvormen. De voorgevel is versierd met enkele natuurstenen decoratie.
De zuidelijke zijgevel bestaat grotendeels uit de voormalige tussenwand met het ketelgebouw, maar heeft de hooggelegen vensterserie in Romaanse stijl in het zicht. In het interieur zijn verschillende oorspronkelijke onderdelen en constructies bewaard gebleven. De kap met het houten dakbeschot en de ijzeren vakwerkspanten zijn hier een voorbeeld van. De ijzeren vakwerkspanten rusten deels op vakwerkliggers en kolommen.
CULTUURHISTORISCHE WAARDE
Het gebouw heeft lange tijd gefungeerd als elektriciteitscentrale. Dit bouwwerk heeft veel historische waarde doordat het een getuigenis is van de vroegste tijd van gemeentelijke elektriciteitsvoorziening in Amsterdam. De geschiedenis van het bouwwerk is van belang voor openbare nutsbedrijven en de techniek.
ZELDZAAMHEID
In 1913 waren in Nederland al zestig elektriciteitscentrales in bedrijf en werd er in deze sector fors geïnvesteerd. Op dit moment zijn er in Nederland totaal 18 elektriciteitscentrales die als rijksmonument bestempeld zijn. 1 daarvan is de energiecentrale “de Nieuwe Energie” te Haarlem. Dit gebouw is qua stijl en bouwperiode congruent aan het monument aan de Hoogte Kadijk.
Het gebouw aan de Hoogte Kadijk is dus voornamelijk zeldzaam doordat er maar 2 van dit soort energiecentrales in Nederland zijn overgebleven.
GAAFHEID / HERKENBAARHEID
Het complex op de Hoogte Kadijk behoorde vroeger tot de grootste pakhuiscomplexen van Europa. Hoewel er delen zijn gesloopt blijft het bouwwerk herkenbaar door de enorme omvang, Het gebouw heeft namelijk een oppervlakte van zo’n 10.000 m2. Hoewel de centrale voor het overige vrijwel geheel is verdwenen, vormt het machinegebouw een redelijk gaaf bewaard gebleven getuigenis van de vroegste tijd van gemeentelijke elektriciteitsvoorziening in Amsterdam.
VORM & VOLUME
Het gebouw is op te delen in drie delen. De oostzijde, de westzijde en de grote middenhal. Het oostelijk deel is het oudste uit 1903, in 1908 is op gelijke wijze het westelijke deel bijgebouwd. Door deze opzet heeft het gebouw niet echt een voor- of achterkant, beide kanten hadden een wel een duidelijke hoofdentree.
ECLETICISME
Het Eclectisme is een menging van verschillende klassieke stijlen. Het gebouw komt uit de tijd dat er een aanzet werd gemaakt naar modernere stijlen. De Beurs van Berlage is hetzelfde jaar opgeleverd als de energiecentrale. Berlage zette hiermee het rationalisme op de kaart. Er zijn vele overeenkomsten wanneer je de twee gebouwen met elkaar vergelijkt. Ten eerste maakt Berlage ook een bakstenen omhulsel om een moderne hal met vakwerkspanten. In de gevel wordt gebruik gemaakt van veel verschillende vormen ramen en komen aan de bovenzijde ook de boogfriezen enigszins terug. Ten tweede maakt hij ook gebruik van herkenbare natuurstenen elementen rond de kozijnen. Het grote verschil tussen de twee bouwwerken is misschien wel de opzet. Bij de energiecentrale zie je namelijk duidelijk de klassieke indeling van de gevel, geïnspireerd op een oude kerk. Onder een groot raam met daarboven drie dwerggalerijen. Deze indeling liet Berlage juist bewust los.
BELEVINGSWAARDE
Het gebouw moest voor de functie een enorme inhoud hebben. Het heeft een hallenstructuur met ijzeren vakwerkliggers en dito kolommen. Het bouwwerk is een kolos als je het vergelijkt met de verkavelingen in de binnenstad. De vakwerken waren nodig om de hoogten te creëren waardoor het gebouw geschikt zou zijn voor de enorme machines. Het gebouw heeft een dichte plint, op ooghoogte zie je alleen de kozijnen van het souterrain waar tralies voor zijn aangebracht. Het overweldigende gevoel wanneer je in het gebouw staat wordt voornamelijk gecreëerd door de constructieve elementen. Bij de dichte gevel aan de entrepotkant komt er alleen daglicht in het gebouw binnen via kozijnen hoog in de gevel. De gevel die het huidige gebouw scheidde van het ketelhuis is nu verpakt in panelen, om het gebouw af te dekken en waterdicht te maken. Echter is aan de binnenzijde van deze wand nog wel de baksteen muur te zien. Deze panelen zijn in 1998 aangebracht als kunstwerk ‘The Wall‘. Het patroon verwijst naar natuurlijke elementen en zoekt naar een samenhang met de daktuin die zich ernaast bevindt.
In de hal bevind zich een entresol. Op de originele bouwtekeningen staan deze aan de linker en rechterkant. Deze diende voor het toezicht op de machines. Op de recente foto’s is te zien dat ze zijn uitgebreid over de lengte van de hal, tegen de zijgevels aan. De toegang naar het entresol ging met een dubbele gebogen ijzeren trap. Deze zijn later verplaatst, en mogelijk ook in aantal verminderd. De originele trap aan de westgevel is weggehaald bij de hoofdentree. Op dit moment is daar geen heldere hoofdentree meer doordat er vele andere toegangen zijn.
MATERIALISATIE
De gevels zijn gemetseld in kruisverband. Dit duidt erop dat het een steens muur is, maar de gevels hebben een dikte van wel 600 mm. De voegen liggen in lijn met de bakstenen en zijn niet bijzonder nauwkeurig afgewerkt. Het is wel aannemelijk dat deze door de tijd heen nog eens zijn vervangen.
Op het dak liggen Boulet- of kruispannen. Vanwege de mogelijkheid tot het machinaal vervaardigen van dakpannen kwamen er veel bijzondere vormen pannen op de markt, zo ook de kruispan. Deze wordt een halve pan verschoven ten opzichte van de boven- en ondergelegen rijen. De kenmerkende bobbel in het midden is dus om de overlap te maken naar de rand van de volgende pan.
STRAMIENMAAT
Het gebouw heeft in de lengte een heldere stramienmaat met een maat van 10.8 meter, aan de zuidzijde is hij een maal 6.4 meter en aan de noordzijde twee maal 7.5 meter. In de breedte wordt het stramien bepaald door de vakwerkspanten in de hal. De kolommen hiervan staan op 9.25 meter van de muur en hebben een onderlinge afstand van 13.5 meter. Het gebouw is precies 32 meter breed en bijna 120 meter lang.
BELASTINGAFDRACHT
De krachten worden afgedragen via het dak naar de stalen vakwerken en van deze vakwerken naar de stalen kolommen. De kolommen staan op een duidelijk stramien. Ook worden er krachten af gedragen aan de gevels. Hier zijn duidelijk verdikkingen in de muur aangebracht die dienen als zijnde een kolom. Het constructieschema is in zijn geheel opgebouwd als een systeem. Dat houdt in dat alle constructie elementen afhankelijk zijn van elkaar.
Bronnen:
H. Janse (1993), Amsterdam Gebouwd Op Palen. Amsterdam:
Stokroos (2006), Alles Wat Je Altijd Al Wilde Weten Over Monumenten En Bouwstijlen, Bussum: Thoth
E.J. Nusselder (juni 2012), Handboek duurzame monumentenzorg, Sbr: Rotterdam
Urhahn Urban Design / Stipo (26 april 2013), Het Verlangen van de Oostelijke Eilanden, van http://www.centrum.amsterdam. nl/publish/pages/529125/het_verlangen_van_de_oostelijke_ eilanden_1.pdf.
Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Centrum (September 2010), Ontwerpbestemmingsplan Oostelijke binnenstad, van http://www.bestuur.centrum.amsterdam.nl/ Bestuursarchief/2010/Commissie%20BW/Stukken/ BWST20100914OostelijkeBinnenstad-Toelichting.pdf
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (07-03-2014), Monumentnummer: 518508, van http://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/php/monument_pdf.php?OBJnr=1010970
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (07-03-2014), Monumentnummer: 518415, van http://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/php/monument_pdf.php?OBJnr=1010877